Met dank aan
Mireille Deelen voor de inspiratie
Kabouter Kledder en de Grote Kliederboel
Ergens diep in het kabouterbos, onder een dikke paddenstoel met witte stippen, woonde Kabouter Kledder. Hij heette niet zomaar Kledder – nee, dat had hij zelf verdiend. Want waar Kledder ging, daar kwam geklieder.
’s Morgens at hij pap met bessensap. En elke keer zat de helft op zijn baard.
“Je moet je mond gebruiken, niet je kin!” zei Kabouter Oma Kledder dan lachend.
Maar Kledder vond het heerlijk om een beetje te morsen. “Het is pas echt lekker als je het ziet zitten!” zei hij dan vrolijk.
Op een dag kreeg het kabouterdorp een grote opdracht.
“De bloemen in het bos moeten geschilderd worden voor het Lentefeest!” riep kabouter Juffie Jula. “Iedereen krijgt een kwast en een potje verf.”
Kledder sprong op en neer van enthousiasme. Hij pakte meteen een regenboog aan verfpotjes en rende het bos in.
“Oh oh,” zuchtten de andere kabouters. “Dat gaat een kliederboel worden…”
En ja hoor.
Kledder schilderde niet alleen de bloemen, maar ook de kevers, de takken, zijn hoed en per ongeluk zelfs een voorbijvliegende vlinder!
Er zat roze op de mieren, groen op zijn schoenen, en geel op de wortels van de bomen.
Toen Juffie Jula kwam kijken, sloeg ze haar handen voor haar gezicht.
“Kledder! Wat heb je gedaan?”
Kledder keek om zich heen. Alles was bont, vrolijk en... een tikkeltje chaotisch.
“Ik dacht, als we het bos gaan versieren, dan ook écht vrolijk!” zei hij met een klodder paars op zijn neus.
Alle kabouters kwamen kijken. Eerst keken ze geschokt… maar toen begonnen ze te lachen.
Het bos zag eruit als een sprookje. De kleuren dansten overal en zelfs de vlinder vond het wel mooi om een paar stipjes op haar vleugels te hebben.
“Misschien is een beetje klieder niet zo erg,” zei Juffie Jula met een glimlach.
En zo werd het Lentefeest dat jaar het bontste feest ooit. Dankzij Kabouter Kledder, de kabouter die altijd kliedert — en dat doet met zijn hele hart.
EINDE
Met dank aan [Mireille] voor de inspiratie
Kabouter Kledder en de Grote Kliederboel
Ergens diep in het kabouterbos, onder een dikke paddenstoel met witte stippen, woonde Kabouter Kledder. Hij heette niet zomaar Kledder – nee, dat had hij zelf verdiend. Want waar Kledder ging, daar kwam geklieder.
’s Morgens at hij pap met bessensap. En elke keer zat de helft op zijn baard.
“Je moet je mond gebruiken, niet je kin!” zei Kabouter Oma Kledder dan lachend.
Maar Kledder vond het heerlijk om een beetje te morsen. “Het is pas echt lekker als je het ziet zitten!” zei hij dan vrolijk.
Op een dag kreeg het kabouterdorp een grote opdracht.
“De bloemen in het bos moeten geschilderd worden voor het Lentefeest!” riep kabouter Juffie Jula. “Iedereen krijgt een kwast en een potje verf.”
Kledder sprong op en neer van enthousiasme. Hij pakte meteen een regenboog aan verfpotjes en rende het bos in.
“Oh oh,” zuchtten de andere kabouters. “Dat gaat een kliederboel worden…”
En ja hoor.
Kledder schilderde niet alleen de bloemen, maar ook de kevers, de takken, zijn hoed en per ongeluk zelfs een voorbijvliegende vlinder!
Er zat roze op de mieren, groen op zijn schoenen, en geel op de wortels van de bomen.
Toen Juffie Jula kwam kijken, sloeg ze haar handen voor haar gezicht.
“Kledder! Wat heb je gedaan?”
Kledder keek om zich heen. Alles was bont, vrolijk en... een tikkeltje chaotisch.
“Ik dacht, als we het bos gaan versieren, dan ook écht vrolijk!” zei hij met een klodder paars op zijn neus.
Alle kabouters kwamen kijken. Eerst keken ze geschokt… maar toen begonnen ze te lachen.
Het bos zag eruit als een sprookje. De kleuren dansten overal en zelfs de vlinder vond het wel mooi om een paar stipjes op haar vleugels te hebben.
“Misschien is een beetje klieder niet zo erg,” zei Juffie Jula met een glimlach.
En zo werd het Lentefeest dat jaar het bontste feest ooit. Dankzij Kabouter Kledder, de kabouter die altijd kliedert — en dat doet met zijn hele hart.
EINDE