De Zeven Preken voor de Doden (Septem Sermones ad Mortuos) is een mystieke en symbolische tekst geschreven door Carl Jung in 1916, tijdens een periode van diepe visionaire ervaring die later aanleiding gaf tot zijn Rode Boek.
De preken, die pseudoniem worden toegeschreven aan de gnostische wijze Basilides van Alexandrië, dienen als een gedistilleerde uitdrukking van Jungs innerlijke openbaringen, waarbij thema's als het Pleroma, de dualiteit van het bestaan en de reis van de ziel voorbij maatschappelijke en religieuze conventies worden verkend.
Hoewel kort, bevat het de essentie van Jungs spirituele psychologie en zijn affiniteit met oude gnostische wijsheid, en biedt het diepgaande inzichten in de aard van het zelf, God en transformatie.