'Het mag niet, maar wat kan mij dat schelen?!'
Hans Boutellier, bijzonder hoogleraar Polarisatie en maatschappelijke veerkracht aan de Vrije Universiteit, bespreekt de morele context van de drugsindustrie en de uitdagingen bij de aanpak ervan. Hij stelt dat de normalisering van drugsgebruik in Nederland een moreel klimaat heeft gecreëerd waarin profiteren zonder scrupules mogelijk is. Dit maakt handhaving moeilijk en frustreert de aanpak van drugscriminaliteit.
Serieus probleem
Nederland kampt met een serieus drugsprobleem, zichtbaar in de hoge frequentie van grote drugsvangsten en de aanwezigheid van drugslaboratoria. De drugsindustrie opereert in een context van verbod, normalisering en profijt, wat leidt tot een moreel ambigue situatie. Dit gebrek aan eenduidigheid faciliteert de consumptie, handel en productie van drugs, en maakt onbeperkte rekrutering van actoren mogelijk.
Boutellier onderscheidt drie categorieën burgers in relatie tot de drugseconomie: consumenten, onverschilligen en betrokkenen. De meeste Nederlanders hebben niets met drugs en zijn onverschillig, terwijl een aanzienlijk aantal mensen profiteert van de drugseconomie. De normalisering van drugsgebruik heeft een typisch Nederlands tintje vanwege het gedoogbeleid dat in de jaren zeventig werd ingevoerd.
De auteur bespreekt twee opvattingen om de morele kloof tussen wet en naleving te overbruggen: verheviging van de war on drugs en regulering en legalisering vanuit het perspectief van de gezondheidszorg. Beide benaderingen hebben hun beperkingen. De criminele drugseconomie laat zich niet inbinden door meer repressie, en legalisering zou alleen effectief zijn op basis van internationale afspraken.
Boutellier pleit voor een driesporenbeleid: repressie, preventie en regulering. Repressie richt zich op het frustreren van het criminele verdienmodel en het strafrechtelijk vervolgen van de gevaarlijkste figuren. Preventie vereist samenwerking tussen het sociale domein en de veiligheidswereld, waarbij jongerenwerkers en politie samenwerken om jongeren de goede kant op te duwen. Regulering houdt in dat bepaalde vormen van drugsgebruik beheerst worden toegestaan, zoals XTC in clubverband of verstrekking aan verslaafden.
Het artikel concludeert dat een open maatschappelijk debat over de rol en betekenis van drugs noodzakelijk is om de morele onduidelijkheid te verminderen en geïnformeerde politieke besluitvorming mogelijk te maken. Dit debat moet gericht zijn op meer begrip en kennis over de ervaringen, belangen en beweegredenen rond drugs.
Hans Boutellier, bijzonder hoogleraar Polarisatie en maatschappelijke veerkracht aan de Vrije Universiteit, bespreekt de morele context van de drugsindustrie en de uitdagingen bij de aanpak ervan. Hij stelt dat de normalisering van drugsgebruik in Nederland een moreel klimaat heeft gecreëerd waarin profiteren zonder scrupules mogelijk is. Dit maakt handhaving moeilijk en frustreert de aanpak van drugscriminaliteit.
Serieus probleem
Nederland kampt met een serieus drugsprobleem, zichtbaar in de hoge frequentie van grote drugsvangsten en de aanwezigheid van drugslaboratoria. De drugsindustrie opereert in een context van verbod, normalisering en profijt, wat leidt tot een moreel ambigue situatie. Dit gebrek aan eenduidigheid faciliteert de consumptie, handel en productie van drugs, en maakt onbeperkte rekrutering van actoren mogelijk.
Boutellier onderscheidt drie categorieën burgers in relatie tot de drugseconomie: consumenten, onverschilligen en betrokkenen. De meeste Nederlanders hebben niets met drugs en zijn onverschillig, terwijl een aanzienlijk aantal mensen profiteert van de drugseconomie. De normalisering van drugsgebruik heeft een typisch Nederlands tintje vanwege het gedoogbeleid dat in de jaren zeventig werd ingevoerd.
De auteur bespreekt twee opvattingen om de morele kloof tussen wet en naleving te overbruggen: verheviging van de war on drugs en regulering en legalisering vanuit het perspectief van de gezondheidszorg. Beide benaderingen hebben hun beperkingen. De criminele drugseconomie laat zich niet inbinden door meer repressie, en legalisering zou alleen effectief zijn op basis van internationale afspraken.
Boutellier pleit voor een driesporenbeleid: repressie, preventie en regulering. Repressie richt zich op het frustreren van het criminele verdienmodel en het strafrechtelijk vervolgen van de gevaarlijkste figuren. Preventie vereist samenwerking tussen het sociale domein en de veiligheidswereld, waarbij jongerenwerkers en politie samenwerken om jongeren de goede kant op te duwen. Regulering houdt in dat bepaalde vormen van drugsgebruik beheerst worden toegestaan, zoals XTC in clubverband of verstrekking aan verslaafden.
Het artikel concludeert dat een open maatschappelijk debat over de rol en betekenis van drugs noodzakelijk is om de morele onduidelijkheid te verminderen en geïnformeerde politieke besluitvorming mogelijk te maken. Dit debat moet gericht zijn op meer begrip en kennis over de ervaringen, belangen en beweegredenen rond drugs.
'Het mag niet, maar wat kan mij dat schelen?!'
Hans Boutellier, bijzonder hoogleraar Polarisatie en maatschappelijke veerkracht aan de Vrije Universiteit, bespreekt de morele context van de drugsindustrie en de uitdagingen bij de aanpak ervan. Hij stelt dat de normalisering van drugsgebruik in Nederland een moreel klimaat heeft gecreëerd waarin profiteren zonder scrupules mogelijk is. Dit maakt handhaving moeilijk en frustreert de aanpak van drugscriminaliteit.
Serieus probleem
Nederland kampt met een serieus drugsprobleem, zichtbaar in de hoge frequentie van grote drugsvangsten en de aanwezigheid van drugslaboratoria. De drugsindustrie opereert in een context van verbod, normalisering en profijt, wat leidt tot een moreel ambigue situatie. Dit gebrek aan eenduidigheid faciliteert de consumptie, handel en productie van drugs, en maakt onbeperkte rekrutering van actoren mogelijk.
Boutellier onderscheidt drie categorieën burgers in relatie tot de drugseconomie: consumenten, onverschilligen en betrokkenen. De meeste Nederlanders hebben niets met drugs en zijn onverschillig, terwijl een aanzienlijk aantal mensen profiteert van de drugseconomie. De normalisering van drugsgebruik heeft een typisch Nederlands tintje vanwege het gedoogbeleid dat in de jaren zeventig werd ingevoerd.
De auteur bespreekt twee opvattingen om de morele kloof tussen wet en naleving te overbruggen: verheviging van de war on drugs en regulering en legalisering vanuit het perspectief van de gezondheidszorg. Beide benaderingen hebben hun beperkingen. De criminele drugseconomie laat zich niet inbinden door meer repressie, en legalisering zou alleen effectief zijn op basis van internationale afspraken.
Boutellier pleit voor een driesporenbeleid: repressie, preventie en regulering. Repressie richt zich op het frustreren van het criminele verdienmodel en het strafrechtelijk vervolgen van de gevaarlijkste figuren. Preventie vereist samenwerking tussen het sociale domein en de veiligheidswereld, waarbij jongerenwerkers en politie samenwerken om jongeren de goede kant op te duwen. Regulering houdt in dat bepaalde vormen van drugsgebruik beheerst worden toegestaan, zoals XTC in clubverband of verstrekking aan verslaafden.
Het artikel concludeert dat een open maatschappelijk debat over de rol en betekenis van drugs noodzakelijk is om de morele onduidelijkheid te verminderen en geïnformeerde politieke besluitvorming mogelijk te maken. Dit debat moet gericht zijn op meer begrip en kennis over de ervaringen, belangen en beweegredenen rond drugs.
0 Comments
0 Shares
11 Views